Peter Lagast

Trompe Le Monde

14 Jan 2024 - 24 Feb 2024

In de tentoonstelling 'Trompe le monde' komen de werelden van Peter Lagast (1972) en Thierry Grootaers (1974) samen.

Na zijn afstuderen in 1995 aan het atelier schilderkunst van het Hoger Instituut voor Wetenschap en Kunst (St-Lucas Gent), doorliep Peter Lagast een veelzijdig artistiek parcours van tekenen, schilderen, reizen en sculpturale uitstappen. De laatste jaren kwam de focus voornamelijk te liggen op de gelaagdheid van het schilderen op bestaande beelden, zoals postkaarten, affiches, schilderijen en vooral op oude platenhoezen.

Peter Lagast begon met het beschilderen van platenhoezen tijdens een residentie in Be-Part te Waregem in 2017, een praktijk die uitgroeide tot een doorlopend project en ondertussen een herkenbare hoeksteen vormt in zijn oeuvre. Op een vindingrijke en soms bijna humoristische manier gaat de kunstenaar de interactie aan met de visuele kenmerken die eigen zijn aan elke platenhoes. Details worden benadrukt - nu eens een lichaamsdeel, dan weer een woord of omgevingselement - en voorzien van een nieuwe, schilderachtige context. In de veelheid van de tentoongestelde werken zijn een aantal terugkerende motieven te herkennen: het huis (de plek), de vrouw (Eros), het landschap (Eden) en bovenal, de schilderkunst en haar muzen.

De gelaagdheid van de beelden doet denken aan onze zapcultuur, die ondertussen zelfs eerder een swipecultuur is geworden. Deze nieuwe beeldcultuur staat niet alleen bol van kunsthistorische referenties en parodieën, maar bevat evenzeer visuele verwijzingen naar datgene wat ons dagelijks treft en passeert. Net zoals reclame overgaat naar een nieuwsbericht, een reisverslag of een kunsthistorische noot, gaan ook de verschillende lagen in de beelden van Peter Lagast naadloos in elkaar over. Ze ontketenen een oneindigheid aan mogelijke verhalen, die men beter overlaat aan degene die het bekijkt. (tekst Peter Lagast)



Thierry Grootaers maakt schilderijen die op een geheime manier spreken over de benauwende jaren vijftig of tachtig, doorgebracht in een donker huis en dromend over een bevrijdende, modernistische architectuur, licht, lucht en vrijheid. De beelden die we zien zijn bedrieglijk. Ze doen ons denken aan architectuur en binnenhuisarchitectuur omdat ze ons doen denken aan schaalmodellen van woningen. Toch hebben er nooit dergelijke, gedetailleerde maquettes bestaan, tenzij poppenhuizen. Wat gebeurt hier dan wel? Het lijkt alsof illustraties uit geïllustreerde weekbladen een nieuw leven krijgen, met een valse ruimtelijkheid, die wordt mogelijk gemaakt door het schilderij. Kijken we naar hetzelfde verschijnsel vanuit het standpunt van het schilderij, dan zien we beelden die een nieuwe picturale ruimtelijkheid mogelijk maken, een speelveld voor kleurvlakken die zich op verschillende dieptes lijken af te spelen.

De meeste schilderijen komen tot stand in drie bewegingen. Allereerst worden kleurvelden aangebracht met acrylverf en spalterkwast. Dan wordt een figuratieve voorstelling toegevoegd, door Grootaers omschreven als ‘scénette’ (tafereeltje, charade), en wordt gewacht en gekeken. Eén muur van het atelier is als in een 19de-eeuwse salon behangen met tal van schilderijen in wording, die traag prijsgeven hoe ze voltooid moeten worden. Soms wordt het tafereeltje opnieuw (gedeeltelijk) overschilderd, soms wordt het weggewist of weggeschuurd. Vaak krijgt het schilderij nieuwe monochrome kleurvlakken die zich aan de voorzijde van het schilderij lijken op te houden. De figuratieve laag krijgt schaduwen en volume, de eerst en de derde laag zijn vlak.

Nu we weten hoe ze worden opgebouwd, kijken we opnieuw naar deze vreemde, platte bouwsels, die schuilplaatsen lijken voor onuitgesproken gedachten. De personages lijken verwikkeld in tijdloze, bevroren perikelen. Hondenhokken zonder dak worden getekend met verkeerd perspectief en zonder schaduw, waardoor voor- en achterwand even groot blijven, als twee geometrisch opgebouwde vlakken die alleen werkelijkheidswaarde krijgen binnen het schilderij (niet als representatie, maar als kleurveld). De auto’s en de huizen lijken te spreken over een geborgenheid die tegelijk als verstikkend ervaren wordt, een verstikking die misschien alleen al schilderend overstegen wordt. Want bovenal lijken alle bestanddelen van deze schilderijen, of het nu om louter kleurvelden of om voorstellingen gaat, in de eerste plaats puzzelstukken te zijn in complex opgebouwde, nieuwe picturale ruimtes, die enkel als schilderij kunnen bestaan.(tekst Hans Theys)